Belastingvrije kapitaalvermindering in de holdingvennootschap: de fiscus bijt in het zand
Gastblog KPMG
De toenmalige regering Di Rupo introduceerde in 2012 een aangepaste ‘antimisbruikbepaling’ die de fiscus dient te wapenen in de strijd tegen dubieuze fiscale constructies die enkel bedoeld zijn om belastingen te ontwijken. Echter probeert de fiscus met de regelmaat van de klok deze aangepaste ‘antimisbruikbepaling’ met terugwerkende kracht toe te passen, hetgeen ook de zussen Reynaers (van het bedrijf Reynaers Aluminium) recent mochten ondervinden.
Volgens de fiscus hadden de betrokkenen een fiscale constructie opgezet die ertoe leidde dat miljoenen dividenden belastingvrij werden uitgekeerd. De betreffende ondernemers plaatsten vooreerst hun aandelen in het winstgevende bedrijf in hun persoonlijke vennootschappen (holdings). Vervolgens keerde het bedrijf dividenden uit aan deze holdings, die op hun beurt een kapitaalvermindering doorvoerden hetgeen belastingvrij kon gebeuren (althans op dat ogenblik)
De fiscus ziet in deze opeenvolgende handelingen één kunstmatige constructie om belastingen te ontwijken. Volgens de fiscus zou deze constructie enkel zijn ingegeven om via een omweg dividenden belastingvrij uit te keren vanuit het bedrijf aan de betreffende ondernemers. Bij een rechtstreekse uitkering tussen het bedrijf en de ondernemers zou dit immers wel belastbaar zijn geweest. De fiscus probeert op basis van de vernieuwde ‘antimisbruikbepaling’ deze constructie aan te pakken niettegenstaande ze reeds was opgericht vóór de aangepaste wetgeving in 2012 werd ingevoerd.
Nochtans was de fiscus al eerder teruggefloten door het Hof van Cassatie wat betreft de werking van de ‘antimisbruikbepaling’ in de tijd. Volgens Cassatie kan de nieuwe ‘antimisbruikbepaling’ slechts worden toegepast voor zover de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen plaatsvonden na de inwerkingtreding ervan. Een logische bevestiging van de niet terugwerkende kracht van de vernieuwde ‘antimisbruikbepaling’.
Dat is ook hetgeen wat het hof van beroep van Antwerpen in het recente Reynaers-arrest besliste. Het hof bevestigt dat de gewijzigde regels inzake fiscaal misbruik niet gelden vermits enkel een deel van de geviseerde rechtshandelingen zich situeerde na de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling (maar niet alle geviseerde rechtshandelingen).
Hiermee was de kous voor de zussen echter nog niet af. De fiscus veranderde in de loop van de procedure het geweer van schouder en richtte haar pijlen louter op de kapitaalvermindering die wel had plaatsgevonden na de inwerkingtreding van de vernieuwde ‘antimisbruikbepaling’. Volgens de fiscus maakte de kapitaalvermindering op zich fiscaal misbruik uit omdat deze gefinancierd zou zijn met winsten die voortkomen uit dividenden die de holding heeft ontvangen. De terugbetaling van het kapitaal zou volgens de fiscus niet louter de (belastingvrije) terugbetaling van de investering van de aandeelhouders beogen, doch zou in feite de uitkering van een (belastbaar) dividend zijn.
Gelukkig was ook deze poging tevergeefs. Het hof oordeelt dat de fiscale wetgever de vrijstelling niet enkel heeft voorbehouden voor die kapitaalverminderingen die niet worden gefinancierd met gelden die voortkomen uit dividenden. De wetgever had enkel de bedoeling om uitkeringen te belasten die beantwoordden aan een verarming van de vennootschap overeenstemmend met de verrijking van de verkrijger. Voor het overige stond het de vennootschappen volledig vrij om zelf te bepalen op welk deel van het kapitaal ze de kapitaalvermindering aanrekenen. Met andere woorden, in navolging van een recent arrest van het Hof van Cassatie van november 2021, oordeelt ook het Hof van Beroep dat de kapitaalvermindering na 2012 niet te kwalificeren valt als fiscaal misbruik.
Andermaal een zure appel voor de fiscus die ongetwijfeld nog in andere zaken bot zal vangen wat betreft de werking in de tijd van de vernieuwde ‘antimisbruikbepaling’. Wat de kapitaalvermindering betreft, dient er echter op gewezen te worden dat sedert de wetswijziging eind 2017 wel wordt bepaald op welke wijze de kapitaalvermindering (proportioneel) moet worden toegerekend. Een overwinning die vooral interessant is voor het verleden.
Charlotte Vandepitte
Julien Decin
KPMG