Hervorming erfbelasting erg schadelijk voor familiebedrijven

Gastblog Moore

In de aanloop naar de verkiezingen van 9 juni gaan traditioneel proefballonnetjes op rond een rechtvaardige fiscaliteit. Een vermogensbelasting, meerwaardebelasting op verkoop van aandelen, tot een wijziging van de erf- en schenkingsrechten. Een rondvraag van Het Familiebedrijf bij experten toont aan dat een ondoordacht beleid ernstige schade kan berokkenen. “Dit verzwakt de innovatiekracht en zet banen op het spel.”

Een grondige aanpassing van de erf- en schenkbelasting is recent een thema geworden. Zo pleitten in een recente paper de Gentse economen, Pieter Van Rymenant, Dirk Van de Gaer en Freddy Heylen, voor een belasting op schenkingen en erfenissen op het niveau van de ontvanger. Een taxshift van lasten op arbeid naar schenkingen en erfenissen zou de welvaart van de meeste gezinnen verhogen en kan de werkgelegenheid stimuleren, luidt het in het nummer van Gentse Economische Inzichten, (Nr. 13, van 11 maart).
Het totale bedrag aan ontvangen schenkingen en erfenissen zou daarbij over de levensduur worden belast. Alle vermogenscomponenten worden daarbij integraal in de belastbare basis opgenomen. In dat geval zou de belastingvrije som bijvoorbeeld 300.000 euro kunnen bedragen. Elke euro hierboven zou worden belast aan een tarief van ongeveer 40 procent. Zo zouden de tarieven in lijn liggen met de marginale aanslagpercentages op arbeidsinkomsten in de meeste OESO-landen.

“Het idee van de belastingvrije som is niet nieuw”, zegt Michel Maus, advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de Vrije Universiteit Brussel. “Dat heb ik eerder zelf al eens voorgesteld, en het staat ook in partijprogramma van Vooruit.”
Dat klopt, het partijprogramma van Vooruit bevat een gelijkaardig voorstel. Elke ontvanger zou tijdens zijn leven tot 250.000 euro belastingvrij mogen erven of via een schenking mogen verkrijgen. Alles daarboven zou progressief belast worden.

Voor Michel Maus is de voorgestelde hervorming van de erf- en schenkbelasting desondanks geen goed idee. “Binnen de OESO staat België nu al op nummer twee van landen met de hoogste belastingdruk op schenkingen en erfenissen. De internationale tendens is net om de schenk- en erfbelasting af te bouwen. Binnen de EU hebben 10 van de 27 lidstaten deze al afgeschaft. Het draagvlak verkleint omdat deze belasting meer en meer als onrechtvaardig worden beschouwd,” zegt Maus.
Peter Meeuwssen, advocaat en partner bij Moore Law, treedt hem bij. “Er waren in het recente verleden sterke signalen dat men die ‘taks op verdriet’ tussen echtgenoten zelfs wou afschaffen. Bovendien zijn de belastingschijven sinds 1997 niet meer aangepast”, merken beide advocaten op.
In Vlaanderen moeten kinderen op de waarde van de geërfde goederen van hun ouders 3 procent belasting betalen op de eerste schijf van 50.000 euro, 9 procent op de tweede schijf tussen 50.000 euro en 250.000 euro en 27 procent op de derde schijf boven 250.000 euro. “Dit schijfsysteem werd in het Vlaamse gewest ingevoerd in 1997 en werd sindsdien nooit geïndexeerd. En dat is een probleem, want door het niet indexeren van de belastingschijven is er geen aanpassing aan de inflatie, waardoor we elk jaar een hogere belastingdruk moeten ondergaan bij het verkrijgen van een erfenis”, merkt Meeuwssen op.

Familiebedrijven zijn slechts een voetnoot

“Een belasting van 40 procent in rechte lijn, vanaf 300.000 euro, is niet realistisch”, oordeelt Peter Meeuwssen. “Tegelijk zeggen die economen dat men de regeling voor familiebedrijven niet heeft onderzocht. Dat is toch niet ernstig te noemen.”
Familiebedrijven vormen de hoeksteen van onze economie. Karl Collaerts, Senior Adviseur Fiscaliteit & Begroting bij Voka: “77 procent van de Belgische bedrijven zijn familiebedrijven, ze zijn goed voor 45 procent van de tewerkstelling en 33 procent van het in België gerealiseerde bbp. Bovendien vervullen ze ook een belangrijke maatschappelijke functie, zeker op lokaal niveau. Ze sponsoren verenigingen en evenementen en bieden vaak ook leer-werkplekken aan voor jongeren. Kortom, ze vormen een stabiele factor binnen de lokale economie, omdat ze vaak lange zakelijke relaties aangaan. Ze hebben hierdoor ook sterke sociale netwerken en oog voor het belang van alle stakeholders. Het is belangrijk dat hun positie ondersteund wordt.”

Die ondersteuning staat haaks op de studie van de UGent. In een voetnoot op pagina 12 staat deze paragraaf: ‘Economische efficiëntie is bijgevolg geen reden voor de vrijstelling van deze ondernemingen. Soms wordt gewezen op liquiditeitsproblemen: een (hoge) erfbelasting zou de familie verplichten om de onderneming te verkopen. Enerzijds, gelet op de gemiddeld genomen lagere performantie bij familiale successie, is dit misschien net een voordeel. Anderzijds kan men verkoop voorkomen door de betaling van successierechten te spreiden over de tijd’. Karl Collaerts schrikt van de teneur in de studie ten aanzien van familiebedrijven. “Er wordt slechts in een voetnoot verwezen naar de bestaande fiscale faciliteit voor familiebedrijven. Uit deze voetnoot komt een vrij negatieve algemene perceptie ten opzichte van familiale ondernemingen tot uiting. Men tilt niet te zwaar aan de impact van de erfbelasting op de liquiditeit van de onderneming, met een mogelijke verkoop tot gevolg. Meer nog, “Dit is misschien net een voordeel” klinkt het.”

Liquiditeitsprobleem

Een liquiditeitsprobleem is nochtans erg plausibel, zegt Peter Meeuwssen. “Stel bij een onverwacht overlijden. Zonder gunstregime zouden de erfgenamen 27 procent erfbelasting moeten betalen om het familiebedrijf te kunnen voortzetten. Als die middelen er privé niet zijn, wat meestal het geval is, dan moet dat geld uit de vennootschap gehaald worden. Die dividenden worden dan eerst aan 30 procent belast. Dat is moordend voor de tewerkstelling en de innovatie van het bedrijf. Het nieuwe voorstel zou ook leiden tot een verstarring van de economie. Een lagere erfbelasting voor familiebedrijven was juist bedoeld om schenken te promoten, zodat er een nieuwe dynamiek kon ontstaan, en er nieuwe investeringen konden komen. Waarom zou je aan deze voorwaarden nog schenken?” vraagt Meeuwssen zich af.

“Dergelijke hervormingen van de erf-en schenkbelasting riskeren onvoldoende rekening te houden met de ratio legis waarom met name de fiscale faciliteiten voor familiale ondernemingen in het verleden tot stand gekomen zijn gekomen”, merkt ook Karl Collaerts op. “Nu de babyboomers met pensioen gaan zitten veel familiebedrijven volop in een overdrachtsfase. Om te vermijden dat ondernemingen in versneld tempo doodbloeden of worden stopgezet – en er dus veel economische activiteit en tewerkstelling dreigt te verdwijnen – is het dus aangewezen belemmeringen die een bedrijfsoverdracht bemoeilijken af te bouwen. De fiscale consequenties zijn er daar mogelijks één van.”

Bedoeling van een specifieke fiscale bedrijfsopvolgingsregeling voor familiale ondernemingen bestaat er in te voorkomen dat de belastingheffing een belemmering vormt voor de overdracht van bedrijven naar de volgende generatie, in de praktijk vaak binnen de familie. Collaerts: “Men wil via dergelijke regeling vermijden dat de continuïteit van familiale vennootschappen in gevaar komt. Dat zou kunnen gebeuren doordat erfgenamen of begiftigden een aanzienlijke erf-of schenkbelasting moeten afdragen, waardoor ze in liquiditeitsnood terecht komen. Dat kan op zijn beurt ook leiden tot een aanzienlijke vermindering van de cashreserves, een daling van de bedrijfsinvesteringen en zelfs tot een gedwongen verkoop van de onderneming.”
De Vlaamse regeling behandelt het schenken van de familiale onderneming of vennootschap via authentieke akte daarenboven sinds 2012 fiscaal gunstiger dan het vererven ervan, mits voldaan aan voorwaarden. Zo wou men ondernemers aanzetten tot een actieve en anticiperende successieplanning tijdens leven. “Op die manier draagt de ondernemer, naast zijn ervaring, knowhow en contacten, ook de aandelen tijdig over aan zijn opvolger(s). Een overdracht neemt immers al snel 5 tot 7 jaar in beslag. De successieregeling met verlaagde tarieven (3 % bij verkrijgingen in rechte lijn en tussen partners; 7 % tussen anderen in Vlaanderen) kan dan aanzien worden als een back-stop wanneer men niet tijdig de nodige maatregelen kon nemen”, aldus Collaerts.

Buitenland

De bestaande fiscale situatie in Vlaanderen voor familiebedrijven is inderdaad niet uniek. Uit een OESO-studie blijkt dat 16 van 22 OESO-landen een specifieke bedrijfsoverdrachtsregeling kennen. Dergelijke preferentiële fiscale behandeling van ondernemingsactiva neemt verschillende vormen aan: van volledige of gedeeltelijke vrijstellingen of verminderingen van de overgedragen activa (in 10 landen), tot preferentiële waarderingsregels of een verminderd tarief (in België). Om de continuïteit van de onderneming maximaal te vrijwaren worden steevast voorwaarden gekoppeld aan het belastingvoordeel. Bijvoorbeeld met betrekking tot de minimale deelneming in de onderneming, de reële economische activiteit, de minimale bezitsduur en/of de verplichte verderzetting van de onderneming gedurende een minimale periode door de erfgenamen/begiftigden. Sinds het midden van de jaren negentig – het moment waarop het begon te dagen dat de vergrijzing ook een aanzienlijke impact zou hebben op familiebedrijven – werden dergelijke regelingen ingevoerd en verruimd.

Karl Collaerts: “Soms wordt geopperd dat familiebedrijven ook zonder de specifieke fiscale faciliteit de erf-of schenkbelasting zouden kunnen betalen. Vooruit stelt bijvoorbeeld een betalingsregeling voor om de liquiditeitsproblemen op te vangen. Dit is echter geen wenselijk alternatief. Dit voorstel voorkomt misschien op korte termijn dwingende liquiditeitsproblemen, maar zorgt wel voor een verslechtering van de solvabiliteitspositie van de onderneming. Zeker in de context van een (voorzien) hoog standaardtarief van de erf- en schenkbelasting. Een overgrote meerderheid van de familiebedrijven zou daardoor op middellange termijn alsnog schade ondervinden doordat zij minder zouden kunnen investeren en hun groei-ambities zouden gefnuikt worden door de taxatie. Het verzwakt zo de innovatiekracht en zet banen op het spel.”

Terug naar het overzicht

Opvolgersscan

Als eigenaar/bedrijfsleider van je familiebedrijf heb je wellicht het liefst dat één of meerdere kinderen op een bepaald moment het roer overnemen.

Maar hoe bepaal je als ouders objectief of je kinderen hiervoor aangewezen zijn? Patrick De Schutter ontwierp hiervoor de Opvolgersscan.

Een niet-familiale CEO: zes aandachtspunten

Samenwerken met een niet-familiale CEO loopt niet steeds van een leien dakje.

Jozef Lievens stipt 6 factoren aan die het aantrekken van en de samenwerking met een externe CEO kunnen maken of kraken.

Meer weten?

Vier soorten governance in het familiebedrijf

Er wordt vaak beweerd dat governance in familiebedrijven complexer is dan in niet-familiebedrijven. Dat is ongetwijfeld juist. De oorzaak hiervoor is te vinden in het feit dat een familiebedrijf bestaat uit een aantal componenten die elk een aparte soort governance vereisen.

Volgens Jozef Lievens zijn er vier soorten governance vereist :

  • ownership governance
  • business governance
  • family governance
  • wealth governance
Lees meer

Raad van bestuur of raad van advies

Veel familiale ondernemers stellen zich de vraag of ze beter met een echte raad van bestuur of met een raad van advies van start gaan. Volgens Sofie Lerut hebben beide pistes zekere voordelen, maar er zijn belangrijke verschillen.

Lees meer