Het gunstregime voor familiale vennootschappen wordt hervormd: wat betekent dit voor u?
Gastblog Moore
De Vlaamse Regering werkt aan een hervorming van de schenk- en erfbelasting, in uitvoering van het Regeerakkoord 2024–2029. Een van de belangrijkste onderdelen is de aanpassing van het “gunstregime voor de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen”.
De nieuwe regels staan in het ontwerp van het Programmadecreet bij de begroting 2026 en zouden in werking treden op 1 januari 2026.
Waarom deze hervorming?
De regering stelt dat ze met deze hervorming “onrechtmatige achterpoortjes” wil sluiten en het regime opnieuw wil afstemmen op zijn oorspronkelijke doel: de overdracht van echte familiebedrijven ondersteunen.
In de praktijk wil de decreetgever vooral vermijden dat patrimoniumvennootschappen — vennootschappen die vooral vastgoed aanhouden — nog langer van het gunstregime kunnen genieten.
Wat houdt het huidige gunstregime in?
Vandaag kunnen aandelen van een familiale vennootschap onder gunstige voorwaarden worden geschonken of geërfd in Vlaanderen.
Wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, geldt:
- Geen schenkbelasting bij een schenking van aandelen, of
- Een verlaagd tarief in de erfbelasting van 3% (tussen partners of in rechte lijn) of 7% (tussen anderen).
Dat is een aanzienlijk verschil met de gewone erfbelasting, die kan oplopen tot 27% of zelfs 55%.
Om van dit gunstregime te genieten, moet de vennootschap momenteel aan vier voorwaarden voldoen:
1. De zetel van werkelijke leiding bevindt zich in de Europese Economische Ruimte.
2. De familie bezit een bepaald minimumpercentage van de stemgerechtigde aandelen.
3. De vennootschap oefent effectief een economische activiteit uit.
4. Ze heeft een reële economische activiteit — geen louter patrimoniumbeheer.
Wat verandert er?
1. Afschaffing van de toets “reële economische activiteit”
Tot nu toe werd beoordeeld of een vennootschap voldoende personeel en activiteit had.
Dat criterium verdwijnt volledig. De overheid kiest voortaan voor een vormelijke uitsluiting van bepaalde activa in plaats van een inhoudelijke toetsing.
2. Residentieel vastgoed wordt uitgesloten
Het belangrijkste element van de hervorming is de uitsluiting van residentieel vastgoed (woningen en bouwgronden) uit het gunstregime.
Met andere woorden: de aandelen van vennootschappen die (o.m.) geïnvesteerd hebben in residentieel vastgoed zullen niet langer volledig in aanmerking komen voor de vrijstelling of het verlaagde tarief.
Ook indirect residentieel vastgoed — via dochtervennootschappen — zal buiten beschouwing worden gelaten. Zo wil de overheid vermijden dat dergelijk vastgoed via omwegen toch nog gunstig wordt belast.
3. Verplichte waardering door een onafhankelijke expert
Voortaan moet bij elke schenking of nalatenschap waarvoor het gunstregime wordt gevraagd, een bedrijfsrevisor of gecertificeerd accountant een waarderingsverslag opstellen.
Dat verslag moet duidelijk scheiden:
- de totale waarde van de aandelen, en
- het deel van die waarde dat betrekking heeft op residentieel vastgoed.
Alleen het niet-residentiële deel van de vennootschap komt nog in aanmerking voor het gunstregime.
4. Behoud van het voorafgaand attest
De mogelijkheid om een voorafgaand attest bij VLABEL aan te vragen blijft bestaan.
Nieuw is dat dit attest voortaan ook kan slaan op de waardering van de aandelen en het verslag van de revisor of accountant. De beslistermijn voor VLABEL wordt daarbij ingekort van 90 naar 60 dagen.
5. Technische aanpassingen en continuïteitsvoorwaarden
Het ontwerp van decreet verduidelijkt ook de regels rond kapitaalverminderingen na een schenking of erfenis, in lijn met recente rechtspraak van het Hof van Cassatie (13 december 2024).
Enkele kritische bedenkingen
Hoewel de doelstelling van de Vlaamse Regering duidelijk is — misbruik voorkomen en het gunstregime heroriënteren naar actieve familiebedrijven —, roepen de voorgestelde wijzigingen een aantal fundamentele vragen op.
1. De afbakening van “residentieel vastgoed” is niet vanzelfsprekend
De memorie van toelichting spreekt over het uitsluiten van “onroerende goederen die tot bewoning worden aangewend of bestemd”. In de praktijk is dat echter zelden zwart-wit.
Wat met een gebouw waarin deels wordt gewerkt en deels gewoond? Of met een projectontwikkelaar die tijdelijk woningen aanhoudt in afwachting van verkoop, en die dus mogelijks heel wat personeel tewerkstelt?
Er bestaan talloze familiale vennootschappen die op professionele wijze actief zijn in residentieel vastgoed — verhuur, renovatie of ontwikkeling — en die dus effectief bijdragen aan tewerkstelling en economische activiteit. Het risico bestaat dat ook zij onterecht buiten de boot vallen, terwijl ze wél aan de geest van het gunstregime beantwoorden.
2. Een formele in plaats van inhoudelijke toetsing
Door de afschaffing van de beoordeling van “reële economische activiteit” verschuift de focus van wat een vennootschap doet naar wat ze bezit, waarbij dan enkel residentieel vastgoed uitgesloten wordt. Andere vormen van (her)belegging van vermogen worden niet geviseerd. De vraag is dan ook of dit ondernemers niet gaan aanzetten om de de-investeren en hun panden te verkopen of niet verder te ontwikkelen.
Dat maakt het regime eenvoudiger te controleren, maar minder rechtvaardig. Een familiebedrijf dat al generaties lang actief is, maar toevallig ook enkele woningen in eigendom heeft (bijvoorbeeld voor personeelshuisvesting), kan (deels) zijn fiscaal voordeel verliezen — puur omwille van de aard van de activa.
De vraag is of die benadering nog aansluit bij de oorspronkelijke bedoeling van het gunstregime: **het stimuleren van duurzame familiale ondernemingen**.
3. Meer administratie en hogere kosten
De verplichte waardering door een onafhankelijke revisor of accountant verhoogt de transparantie, maar betekent ook extra kosten en werklast.
Voor kleinere familiebedrijven, waar de overdracht vaak al een emotioneel en financieel complexe stap is, kan deze bijkomende verplichting een drempel vormen.
Bovendien kampen veel accountants vandaag al met capaciteitsproblemen. De combinatie van nieuwe verplichtingen (zoals e-facturatie) en de vereiste waarderingsverslagen kan de werkdruk verder verhogen.
4. Onzekerheid over waarderingsmethodiek
Het ontwerp geeft weinig duidelijkheid over hoe de waarde van het residentieel vastgoed precies moet worden bepaald.
Moet rekening worden gehouden met schulden of leningen die specifiek voor dat vastgoed werden aangegaan? Wordt de waarde bepaald op basis van de boekhouding, een marktwaarde of een externe schatting?
Deze vragen zullen onvermijdelijk leiden tot interpretatieverschillen — en mogelijk tot discussies met VLABEL.
5. Onevenwichtige inspanning voor beperkt effect
Volgens het ontwerp vertegenwoordigt residentieel vastgoed slechts “ongeveer 3,8% van de waarde van alle geschonken vennootschappen”.
Toch wordt een breed scala aan nieuwe verplichtingen ingevoerd die alle ondernemers treffen, ongeacht of ze residentieel vastgoed aanhouden of niet.
Dat roept de vraag op of de hervorming niet disproportioneel zwaar weegt tegenover het beoogde resultaat.
Wat betekent dit voor uw familiebedrijf?
Vanaf 1 januari 2026 zal het gunstregime voor familiale vennootschappen enkel nog gelden voor vennootschappen die geen residentieel vastgoed aanhouden.
Wie een familiale vennootschap wil schenken of nalaten, doet er dus goed aan om de structuur en activa van het bedrijf tijdig te laten analyseren.
Onze aanbeveling is u te laten adviseren over de concrete impact van de nieuwe regels op uw familiebedrijf. Een tijdige voorbereiding kan het verschil maken tussen een vlotte overdracht en een fiscaal onaangename verrassing.
