Het nieuwe erfrecht: What’s in it voor de regeling van de opvolging van uw familiebedrijf?
Natalie BonnyHet nieuwe erfrecht is er en treedt in werking op 1 september 2018. De nieuwe regeling maakt komaf met principes die nog waren gebaseerd op een verouderd maatschappijmodel en waarvan sommige een doorn in het oog waren bij het opzetten van een opvolgingsregeling van het familiebedrijf. De nieuwe wet biedt meer opportuniteiten en flexibiliteit voor een sluitende en evenwichtige regeling van de interne overdracht van uw bedrijf. Hierna worden enkele krachtlijnen overlopen.
Vereenvoudiging
Bij overlijden wordt een berekening gemaakt teneinde na te gaan of de erfgenamen het deel krijgen waartoe zij gerechtigd zijn en de overledene aan niemand te veel heeft geschonken. Daarbij wordt het vermogen van de overledene gereconstrueerd, alsof hij tijdens zijn leven geen schenkingen zou hebben gedaan (de zogenaamde “fictieve massa”). Dit is de som van de goederen die zich nog in het vermogen van de overledene bevinden, verminderd met de schulden en vermeerderd met de schenkingen die hij tijdens zijn leven heeft gedaan. Bepaalde erfgenamen zijn steeds gerechtigd op een minimum deel van deze massa (de “reserve”). Over het resterende deel kan de erflater vrij beschikken (het “beschikbaar deel”).
Een erfgenaam die reeds een schenking heeft ontvangen moet deze schenking terug in rekening brengen bij deze fictieve massa (“inbreng”). Indien uit deze berekening blijkt dat de reserve van een erfgenaam is aangetast, kan deze het tekort opeisen van de betrokken begiftigde (vordering tot “inkorting”).
Onder het huidige recht zijn de modaliteiten van deze berekening vrij complex. Zo moeten sommige verrichtingen in natura gebeuren (waarbij het geschonken goed door de begiftigde moest worden teruggegeven) en andere in waarde, waarbij de referentiedatum voor deze waarde in het ene geval de waarde op datum van schenking is en in het andere geval de waarde op datum van overlijden (die op het ogenblik van de schenking een onbekend gegeven is). Dit kluwen van spelregels kan leiden tot grote scheeftrekkingen die de erflater nooit heeft gewild en de erfgenamen zuur kunnen opbreken.
De nieuwe wet brengt hier meer uniformiteit en transparantie:
- Alle verrekeningen gebeuren in waarde. De begiftigde kan dus het geschonken goed behouden. Gegeven blijft gegeven.
- Er is nog slechts één referentiedatum voor deze waarde, zijnde de datum van de schenking. Het gaat om de intrinsieke waarde. Dit is de waarde rekening houdende met de inherente kwaliteiten dat het geschonken goed heeft op het ogenblik van de schenking. Het is daarbij irrelevant of de partijen van deze kwaliteiten op de hoogte waren op het ogenblik van de schenking. Indien, bijvoorbeeld, een schilderij wordt geschonken dat achteraf blijkt afkomstig te zijn van een bekende kunstenaar, moet dit bij de bepaling van het bedrag van de waarde in rekening worden gebracht. Anderzijds wordt geen rekening gehouden met de evolutie van de waarde van het geschonken goed na de schenking. Dit principe zal veel heil brengen bij de schenking van aandelen in een familiebedrijf, waarbij een evolutie van de waarde tussen schenking en overlijden zeer reëel is. Ellenlange discussies omtrent aan wie de waardestijging toerekenbaar is en hoe deze in rekening moet worden gebracht hebben onder het huidige recht in menige families tot onrust en vaak ook blijvende conflicten geleid. De nieuwe wet maakt een cut-off van de waarde op datum van de schenking. De eventuele meer- of minwaarde van de aandelen die de opvolger ondergaat en/of creëert blijven buiten schot en komen hem alleen toe. Wel wordt de waarde van een geschonken goed geïndexeerd over de periode tussen de schenking en het overlijden.
Op de referentiedatum van de schenking wordt één uitzondering gemaakt voor schenkingen waarbij de begiftigde niet vanaf de schenking het volledige meesterschap bekomt over het geschonken goed. Dit is, onder meer, het geval bij een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. Voor dergelijke schenking wordt de waarde op datum van overlijden in rekening gebracht of, indien vooraf afstand wordt gedaan van het vruchtgebruik, de waarde op de datum van deze afstand (eveneens met indexatie). De schenking met voorbehoud van vruchtgebruik wordt soms toegepast bij aandelen in een familiebedrijf omdat de schenkers nog de controle (door uitoefening van het stemrecht) en een inkomstenstroom (door inning van dividenden) wensen te behouden. Voormelde uitzonderingsregel kan dan vervelende gevolgen hebben. Er zijn evenwel valabele alternatieve technieken voorhanden om aan deze bekommernis van de ouders (controle en inkomsten) tegemoet te komen.
Grotere flexibiliteit
Volgens het huidige recht is de grootte van de reserve en het beschikbaar deel afhankelijk van het aantal kinderen. Vanaf drie kinderen en meer is (en blijft) de reserve gelijk aan drie vierde en het beschikbaar deel gelijk één vierde van de nalatenschap (cfr. de fictieve massa). Indien iemand daarentegen kinderloos overlijdt hebben de ouders een reserve van elk één vierde.
De nieuwe wet biedt meer manoeuvreerruimte om specifieke regelingen te treffen:
- De reserve van de kinderen wordt vast bepaald op de helft van de nalatenschap. Het beschikbaar deel, waarover de erflater vrij kan beschikken, blijft dus eveneens de helft, en dit in alle gevallen. Zo, onder meer, kan een ouder een kind maximaal gaan bevoordelen, door, bovenop diens reserve, de helft van de nalatenschap te laten toekomen. Indien er, bijvoorbeeld, twee kinderen zijn, kan het ene kind aldus één vierde bekomen en het andere kind drie vierde.
- De reserve van de ouders van een kind dat zelf kinderloos overlijdt, vervalt. Zeker indien de ouders al een zekere leeftijd hadden bereikt was deze terugkeer naar de vorige generatie veelal niet wenselijk.
Definitieve regeling
De regeling van de opvolging van een ondernemer vergt meestal enige tijd. Indien de ondernemer dan uiteindelijk weloverwogen tot een concrete uitwerking daarvan wil overgaan, is het zijn ultieme wens dat deze regeling wordt gebetonneerd en achteraf door niemand meer in vraag kan worden gesteld. Juridisch is het geen sinecure om aan deze wens tegemoet te komen gezien een overeenkomst over een nog niet opengevallen nalatenschap verboden is.
De nieuwe wet is aan deze bekommernis tegemoetgekomen door bepaalde, punctuele, erfovereenkomsten toe te laten, zoals, onder meer:
- Het principe van de waardering van een schenking op datum van schenking is duidelijk. Bij een schenking van aandelen zal het aangewezen zijn om kort daarvoor een onderliggend waarderingsverslag te laten opstellen. Dit belet evenwel niet dat er bij het overlijden van de schenker tussen de erfgenamen discussies kunnen ontstaan omtrent het bedrag van deze waarde. Dit bedrag kan nu worden vastgeklikt in een overeenkomst tussen de schenker, de begiftigde en de mede-erfgenamen.
- Een reservataire erfgenaam kan voorafgaandelijk verzaken aan een eventuele vordering tot inkorting ten aanzien van een welbepaalde schenking.
Daarnaast is er de introductie van de globale erfovereenkomst. Ik verwijs hier naar de eerdere blog omtrent het familiepact.
Ook impact op “oude” schenkingen
De nieuwe wet is van toepassing op alle nalatenschappen van personen die zijn overleden vanaf 1 september 2018. Dit betekent dat ook de schenkingen die deze overledene heeft gedaan vóór 1 september 2018 onder de nieuwe wet vallen. Indien de schenker dit wenst te vermijden, moet hij daartoe een verklaring afleggen vóór 1 september 2018. Of dit gewenst is, zal geval per geval moeten worden nagezien. Om dit juist te kunnen inschatten, is het aangeraden om de oude schenkingen terug van onder het stof te halen.