Familiebedrijven vormen de ruggengraat van onze economie. Ze zijn gebouwd op visie, durf en de wil om generaties lang een onderneming uit te bouwen. Maar wat gebeurt er wanneer zo’n familiebedrijf plots sterk begint te groeien?
Groei opent deuren, maar stelt ook scherpe vragen over kapitaal, controle, investeringen en strategie — en vaak ook over familiale verhoudingen.
In dit artikel leggen we de belangrijkste uitdagingen bloot die ondernemende families tegenkomen wanneer hun bedrijf een groeiversnelling doormaakt. Hoe financiert u die groei? Hoe behoudt u zeggenschap? En hoe neemt u beslissingen die niet alleen zakelijk steek houden, maar ook passen bij de waarden van de familie?
Kapitaalhonger bij groei: werkkapitaal en investeringen
Groei kost geld. Meer nog: het vreet geld, vaak sneller dan u als familiebedrijf gewend bent. Terwijl de omzet stijgt, nemen ook de onderliggende noden op verschillende vlakken toe. Het gaat lang niet alleen om eenmalige investeringen in machines, gebouwen of technologie (Capex), maar ook om de structurele toename van het werkkapitaal.
Een klassieke valkuil bij snelgroeiende bedrijven is dat de liquiditeitsdruk ongemerkt toeneemt. Nieuwe klanten moeten vaak op rekening bediend worden, en hoewel de omzet stijgt, duurt het gemiddeld 60 tot 90 dagen voor de betaling binnenkomt. Tegelijk moeten leveranciers sneller betaald worden, zijn er extra grondstoffen nodig om de hogere vraag op te vangen, stijgt de loonmassa door extra aanwervingen en groeit de voorraad om tijdig te kunnen leveren. Al deze elementen leggen druk op de kaspositie, terwijl de winstgevendheid ogenschijnlijk intact blijft.
Daarbovenop zijn er vaak substantiële investeringsnoden om de groei aan te kunnen. Denk aan bijkomende productiecapaciteit, nieuwe ERP-systemen, transportmiddelen of zelfs de bouw of uitbreiding van een vestiging. Deze investeringen komen vaak op het slechtst mogelijke moment: net wanneer de operationele cashflow zwaar onder druk staat door groei. Hierdoor ontstaat een dubbele financieringsnood: enerzijds om de dagelijkse werking draaiende te houden (werkkapitaal), en anderzijds om structureel te investeren in de toekomst (Capex).
Strategisch groeien: organisch of via overnames?
Hoe een familiebedrijf groeit, bepaalt in belangrijke mate de aard en omvang van de financieringsnood. Organische groei (denk aan het uitbreiden van capaciteit, nieuwe producten of het betreden van nieuwe markten) is meestal incrementeel. Ze vereist stapsgewijze investeringen, laat toe om intern bij te sturen en behoudt de controle binnen de onderneming.
Maar in competitieve of consoliderende markten kan dat groeipad te traag zijn. Dan komt groei via overnames in beeld. Door een concurrent, leverancier of distributeur over te nemen, ontstaat plots een sprong in marktaandeel, geografische dekking of technologische competentie. Zo’n sprong vraagt echter ook een sprong in middelen. Overnames vereisen doorgaans aanzienlijke bedragen op korte termijn, boven op de integratie-inspanningen nadien. De financieringsdruk die daaruit voortvloeit, kan zwaar wegen op het familiale aandeelhouderschap.
Precies daarom overwegen sommige families de overname slechts gedeeltelijk te structureren, bijvoorbeeld door een participatie van slechts 60% te nemen met een optie op de rest. Dat verlicht de initiële kapitaaldruk én spreidt het risico. Maar dan rijst een nieuw vraagstuk: hoeveel zeggenschap geeft u op door niet 100% van het doelwit in handen te nemen? Wie beslist tijdens de integratie en daarna? Hoe worden belangen verankerd?
De strategische keuze tussen organische groei of groei via overnames is dus meer dan een kwestie van snelheid of ambitie. Ze bepaalt rechtstreeks de behoefte aan externe middelen en legt de basis voor de discussie over eigendom en controle. Families die dit traject bewust uittekenen, met aandacht voor financiële én governance-aspecten, leggen een sterk fundament voor duurzame groei.
Financieringsstructuur en zeggenschap: balanceren tussen controle en kapitaal
Eens de nood aan extra middelen duidelijk is, rijst de volgende vraag: waar komt het geld vandaan? Voor familiebedrijven is dat geen louter financiële oefening, maar ook een strategische én emotionele. Elk type financiering heeft immers impact op de mate van controle, autonomie en risico.
Een eerste reflex is vaak interne financiering: winsten worden geherinvesteerd in plaats van als dividend uitgekeerd, of de aandeelhoudende familie brengt extra middelen aan via kapitaalsverhogingen of leningen. Dit is vaak de meest controlebehoudende oplossing, maar ook de meest beperkte — zeker als de groei exponentieel is.
Wanneer interne middelen niet volstaan, wordt gekeken naar schuldfinanciering. Klassieke bankleningen vormen daarbij de eerste stap, vaak ondersteund door waarborgen of overheidsgaranties. Maar bij grotere bedragen komen ook andere vormen in beeld, zoals achtergestelde leningen, mezzaninefinanciering of kredietlijnen gekoppeld aan activa (factoring, voorraadfinanciering). Schuldfinanciering heeft als voordeel dat de controle volledig binnen de familie blijft, maar verhoogt wel het financiële risico — zeker als de cashflows grilliger worden of als de rentevoet stijgt.
In bepaalde situaties is het aantrekken van extern risicokapitaal een verstandige en soms noodzakelijke stap. Dat kan gaan om een minderheidsinvesteerder (zoals een private-equityfonds of family office) die tijdelijke kapitaalsteun biedt zonder operationele inmenging, of om een strategische partner die mee de groei wil dragen. Hier komt de vraag naar zeggenschap scherp op tafel. Families die traditioneel 100% controle hebben, botsen dan op hun comfortzone. Slimme structuren kunnen hier soelaas bieden: A- en B-aandelen met verschillende stemrechten, aandeelhoudersovereenkomsten met vetorechten, of family charters die de strategische koers beschermen.
Het goede nieuws: er bestaat geen 'one size fits all'. Maar families die hun kapitaalstructuur proactief herdenken en hun financieringsopties afwegen tegen hun langetermijndoelen, hebben een duidelijke voorsprong. Ze vermijden paniekbeslissingen en houden grip op de onderneming én de familiale waarden.
De emotionele component: waarden als kompas
In tegenstelling tot puur financieel gedreven bedrijven, nemen familiale ondernemingen beslissingen vaak met het hoofd én het hart. Zaken als controle afstaan, dividenden opschorten of een externe partner toelaten, raken aan diepere vragen: wie zijn wij als familie? Wat willen we doorgeven aan de volgende generatie?
Groeikeuzes kunnen intern spanningen veroorzaken: tussen generaties met andere visies op risico, tussen operationele en niet-operationele familieleden, tussen het behoud van controle en de ambitie tot schaalvergroting. Transparantie en communicatie zijn hier cruciaal. Een goed uitgebouwd governance-kader, met een familiecharter, externe raad van advies of formeel besluitvormingsproces, helpt om emoties te kanaliseren en het gesprek te objectiveren.
Groei is dus niet alleen een financiële uitdaging, maar ook een menselijke. Families die hun waarden expliciteren, nemen vaak betere beslissingen — niet alleen omdat ze weten waar hun grenzen liggen, maar ook waar ze bereid zijn om te evolueren.
Conclusie: Groeien is kiezen
Groeien is geen automatisme. Het vraagt doordachte keuzes, een aangepaste kapitaalstructuur, een visie op zeggenschap én een open gesprek binnen de familie. Ondernemende families die dit onder ogen durven zien, kunnen hun bedrijf niet alleen laten bloeien, maar ook futureproof maken — zonder hun essentie te verliezen.
Staat uw familiebedrijf op een kantelpunt van groei? Laat u bijstaan door experten in deze belangrijke fase van uw onderneming. Lees meer over het bepalen van de juiste kapitaalstrategie en toekomst gericht ondernemen via Corporate Finance | Moore
Auteur:
Wout Haesebrouck - Director Mid-Market M&A, Moore Corporate Finance