Waarom familiebedrijven een lagere prijs halen
Jozef LievensFamiliebedrijven halen bij verkoop een merkelijk lagere prijs dan niet-familiebedrijven, blijkt uit onderzoek. Wellicht ligt de schuld deels bij de families.
De onderzoekers Granata en Chirico van de Universiteit van Lugano bogen zich over een intrigerende onderzoeksvraag. Heel veel research, uitgevoerd op diverse plaatsen in de wereld, toont onomstootbaar aan dat familiebedrijven financieel performanter zijn dan niet-familiebedrijven. Volgens de index van Credit Suisse, die in 1996 van start ging, ligt de performantie van familiebedrijven gemiddeld 8 procent hoger dan die van niet-familiebedrijven. Dit zou logischerwijze moeten impliceren dat familiebedrijven bij verkoop een hogere prijs halen dan niet-familiebedrijven. Aan de hand van 73 cases gingen de onderzoekers na of deze redenering klopt. Hun conclusie was echter ontnuchterend. Als de verkoop van de 73 familiebedrijven werd vergeleken met de verkoop van een gelijk aantal gelijkaardige niet-familiebedrijven, dan werden familiebedrijven verkocht aan een EBITDA multiple van gemiddeld 11,28 tegenover 13,39 voor niet-familiebedrijven. Familiebedrijven worden dus 16 procent lager gewaardeerd dan niet-familiebedrijven.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat dit toch niet onbeduidend verschil verklaard wordt door het feit dat kopers familiebedrijven percipiëren als vastgeroeste structuren, die niet erg professioneel gerund worden. Bovendien houdt deze perceptie ook in dat de groei van familiebedrijven onvermijdelijk beperkt is omdat zij een tekort aan menselijke en financiële middelen (zullen) hebben. Tenslotte denken kopers dat beslissingen in familiebedrijven ingegeven zijn door emoties in plaats van door rationele overwegingen.
Hoe kunnen familiebedrijven dit euvel verhelpen ? De onderzoekers formuleren verschillende suggesties.
Vooreerst dienen familiebedrijven meer expliciet aan te tonen waar hun unieke waarde ligt. Uit andere onderzoeken blijkt dat familiebedrijven proactief met innovatie bezig zijn en het langetermijndenken steeds voorop staat. Bovendien wordt in familiebedrijven een buitengewone zorg besteed aan het personeel en de klanten. Deze troeven moeten door de familiebedrijven, die zichzelf in de etalage zetten, veel meer uitgespeeld worden in het verkoopproces. De onderzoekers merken op dat de gangbare due diligence-praktijken, die in veel gevallen erg financieel gericht zijn, de voordelen van familiebedrijven soms te weinig in kaart brengen. Het kan van belang zijn dat eigenaars van familiebedrijven ter zake het voortouw nemen en deze aspecten tijdens een due diligence sterk in de verf zetten.
In tweede instantie dienen familiebedrijven de verkopers te overtuigen dat deze voordelen ook na de verkoop zullen blijven voortduren. Dit doel zal bereikt worden, wanneer de kopers van oordeel zijn dat het familiebedrijf ook een stevige organisatie vormt, die professioneel gerund wordt. Kopers zijn uiteraard beducht wanneer het familiebedrijf bestaat uit een onemanshow.
Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat bij de verkoop van een familiebedrijf een andere aanpak zou moeten gelden dan bij een niet-familiebedrijf. Werk aan de winkel dus voor overnameadviseurs en voor familiebedrijven.