Mythes rond het familiebedrijf: Ze lijden aan het Buddenbrooks-syndroom
Johan LambrechtBijna elk land heeft wel een uitdrukking om de ondergang van het familiebedrijf in de derde generatie te typeren. Dit wordt ook het Buddenbrooks-syndroom genoemd, naar de roman van Thomas Mann.
In Mexico zegt men bijvoorbeeld: ‘Vader-ondernemer, zoon-playboy en kleinzoon-bedelaar.’ In de Verenigde Staten hoor je: ‘Shirtsleeves to shirtsleeves in three generations.’ Bij ons luidt de omschrijving: ‘Je hebt de verwervers, dan de ervers en ten slotte de bedervers.’ Mensen hebben vaak spraakmakende gevallen van familiebedrijven in gedachten als ze die uitdrukkingen gebruiken.
Er bestaan inderdaad beruchte voorbeelden van familiebedrijven waar de derde generatie het verknoeide. Zo slaagde de derde generatie van de Amerikaanse Vanderbilts erin om het gigantische familiefortuin te verkwanselen. Het was “gigantisch”, want toen William Vanderbilt van de tweede generatie stierf was hij de rijkste man ter wereld. Stichter Cornelius Vanderbilt, alias de Commodore, was bij zijn overlijden de rijkste man van de Verenigde Staten. Hij had op zijn sterfbed de profetische woorden uitgesproken: ‘Elke dwaas kan een fortuin stichten, maar je moet geniaal zijn om het nadien bij elkaar te houden.’
De Italiaanse Gucci-familie zag zich genoodzaakt om het familiebedrijf in de derde generatie te verkopen na een golf van hevige familieruzies en rechtszaken. Het eindigde er zelfs met moord. Maurizio Gucci, telg van de derde generatie, werd in opdracht van zijn ex-vrouw vermoord. Er kunnen evenwel veel meer voorbeelden worden gegeven van familiebedrijven waar de derde generatie het bedrijf een boost heeft gegeven en soms zelfs van de ondergang heeft gered. De cijfers spreken ook boekdelen. Van de 250 grootste familiebedrijven in de wereld bestaat iets meer dan een derde al meer dan 100 jaar.
En bij ons zal het Instituut voor het Familiebedrijf dit jaar familiale ondernemingen die meer dan 100 jaar bestaan in de kijker plaatsen tijdens de jaarlijkse “Dag van het Familiebedrijf”. Een mooi bewijs dat familiebedrijven ook hier over generaties heen succesvol kunnen zijn. De bewering dat het met het familiebedrijf vaak in de derde generatie fout loopt, is dan ook louter gebaseerd op enkele smeuïge bekende gevallen.