Hocus pocus met de voorraden: werken in uitvoering
Patrick De SchutterIn deze blogreeks bespreekt Patrick De Schutter, bedrijfsrevisor-vennoot bij KPMG, de complexe materie van voorraden. In dit vierde deel zoomt hij in op de waardering van 'werken in uitvoering' of projecten die over meerdere boekjaren lopen.
In de vorige blogberichten behandelden we de kwantiteiten, de afgrenzingsproblematiek (cut-off), de waarderingsmethoden (bruto) en de desgevallende waardeverminderingen om tot de bedrijfseconomische marktwaarde (LOCOM) te komen.
Vandaag zomen we in op een andere problematiek, de waardering van ‘werken in uitvoering’ of projecten die over meerdere boekjaren lopen.
Bij deze projecten stellen zich verschillende uitdagingen. De eerste vraag is natuurlijk wat we in de kostprijsbasis kunnen en mogen opnemen. Daarnaast is er de vraag hoe we de projecten boekhoudkundig waarderen bij tussentijdse afsluitingen op balansdata. Tot slot is er de problematiek hoe en wanneer je rekening houdt met verwachte verliezen of waardeverminderingen.
Directe of volledige kostprijs?
Laat ons beginnen bij het eerste aspect, de boeking tegen kostprijs of vervaardigingsprijs. De Belgische boekhoudwetgeving laat toe zowel de methode van de directe kostprijs als de methode van de volledige kostprijs te hanteren. Bij de directe kostprijsmethode worden enkel de direct toewijsbare kosten in rekening genomen, zoals de aanschaf van grondstoffen, materialen, hulpgoederen enz. die gebruikt worden tijdens de totstandbrenging van de werken in uitvoering, samen met de directe loonkosten en de directe machine/productiekosten nodig om de vervaardiging te kunnen uitvoeren.
Bij de methode van de volledige kostprijs kunnen en mogen ook de indirecte en dus niet direct toewijsbare kosten in rekening worden genomen. Daar voel je natuurlijk al aan dat dit in sommige gevallen heel ver kan gaan. Wat doe je met projectstudiekosten, voorbereidende analysekosten, engineering, kosten gerelateerd aan infrastructuur zoals magazijnopslag en –behandeling, een stuk logistiek, indirecte loonkosten,...?
Het spreekt voor zich dat de tweede methode tot een dikwijls substantieel hogere bruto waardering zal leiden dan de eerste. Bij projecten die over een langere periode lopen en waarvan de finale uitkomst niet gekend is kan dit aanleiding geven tot tussentijdse waardecorrecties of voorzieningen voor verwachte verliezen.
Waardering bij tussentijdse afsluitingen
Ook voor de waardering bij tussentijdse afsluitingen laat de Belgische boekhoudwetgeving twee methoden toe: de methode van de “Completed Contract” of die van de “Percentage of Completion”. Bij de eerste methode stelt de wet dat je je resultaat op een project pas mag opnemen in je resultatenrekening wanneer het project volledig klaar is, opgeleverd én aanvaard door de klant. Het resultaat kan immers pas op dat moment definitief worden bepaald. Het gevolg is echter dat het bedrijf gedurende de hele looptijd van het project geen enkel resultaat mag tonen. Bij de tweede methode daarentegen mag je, pro rata de graad van afwerking van het project, eveneens het pro rata verwachte resultaat in je winst opnemen. Dat gebeurt uiteraard op basis van een raming en vergt veel administratie.
Wanneer ergens en cours de route blijkt dat het project verlieslatend zal worden, moet op het moment dat dit vaststaat het volledig verwachte verlies worden geboekt. Dit moet bovendien bij elke officiële tussentijdse afsluiting opnieuw worden geëvalueerd en aangepast.
Deze projecten komen voor bij grote bouwbedrijven, bedrijven die grote infrastructuurwerken uitvoeren of windmolenparken bouwen, maar ook bij grote projectontwikkelaars die in eigen beheer aan ontwikkeling doen en tegelijk ook projecten van derden aan- en verkopen. U kunt zich al inbeelden dat het niet eenvoudig is om de resultaten van dergelijke bedrijven correct te interpreteren. Hiervoor zijn voldoende toelichtingen nodig rond hoe een en ander tot stand is gekomen en hoe het van jaar tot jaar evolueert met de eventuele voorzieningen voor verwachte verlieslatende projecten (Onerous Contracts).
Blijft dan nog als kers op de taart de mogelijke voorzieningen die moeten worden aangelegd voor de periode tussen de voorlopige en de definitieve oplevering, alsook de voorziening voor eventuele kosten tijdens de wettelijke of de contractuele aansprakelijkheidsperiode.
Dit alles maakt duidelijk dat de “werken/projecten in uitvoering” een specifieke tak van sport behelzen. Wie de financiële informatie van dergelijke bedrijven wil analyseren moet met een scherpe blik naar alle details in de toelichtingen en waarderingsregels kijken om onaangename verrassingen te vermijden!
Patrick De Schutter
Bedrijfsrevisor-Vennoot KPMG Bedrijfsrevisoren
Co-Gedelegeerd-Bestuurder familiebedrijf.be
Lees ook
Deel 2: Hocus pocus met de voorraden: het belang van het begrip kwantiteit